Begijnenstraat 11

Mietje Vrengel Eichenwald
Diena Maas
Abraham Vrengel
Diny Vrengel
Fokkina Vrengel
Mietje Eichenwald en haar man Abraham Vrengel kwamen in 1929 uit Groenlo naar Nijmegen. Na hier op verschillende adressen gewoond te hebben, verhuisden ze op 2 september 1936 naar Begijnenstraat 11. Ze hadden twee dochters: Fokkina en Diny. De ouders waren overtuigde socialisten.

Abraham werkte aanvankelijk als chef van de lompensorteerzaal van Eekhoff in de Benedenstad. Eekhoff had de pakhuizen overgenomen van Jonas Glaser. Later handelde Abraham op kleine schaal in zakken, lompen en oude metalen. Bij de inval van de Duitsers verwijderde hij het bord aan zijn gevel, omdat hij bang was voor roof. Het duurde niet lang of hem werd zijn werkvergunning ontnomen. Na de liquidatie van zijn bedrijf rapporteerden de Duitsers: "Der Jude Abraham Vrengel wohnte an obiger Adresse und unterhielt auch ein kleines Lager. Er befasste sich mit dem Handel in Säcken von geringer Bedeutung."

Een van de vele vernederende anti-Joodse maatregelen in die tijd was dat het Joden verboden werd om vóór 16 uur een winkel binnen te gaan. Na 16 uur was dan al veel uitverkocht. Dirk de Wit, die een kruidenierswinkel had op Lange Hezelstraat 37, de voorloper van de huidige kaaswinkel op nummer 11, hield daarom regelmatig voor Mietje kaas en eieren apart.

Diny Vrengel werkte bij modehuis Gerzon op de Burchtstraat tegenover het stadhuis, later nog tot april 1942 bij de modezaak Wisbrun & Liffmann in de Broerstraat.

Fokkina Vrengel werkte eerst ook in Nijmegen, bij de HEMA, maar vertrok in 1936 voor werk naar Amsterdam. In het overwegend katholieke Nijmegen was het voor niet-katholieke meisjes erg moeilijk om aan werk te komen. Ze bleef enige malen heen en weer verhuizen tussen Nijmegen en Amsterdam, maar keerde in het voorjaar van 1942 – clandestien, want het was voor Joden verboden om hun woonplaats zonder vergunning te verlaten – naar de Begijnenstraat terug, nadat ze in Amsterdam had gezien hoe de Joden bij razzia's werden opgejaagd. Ze besloot onder te duiken in Groningen, waar de Vrengels veel familie hadden wonen, en waar het gemakkelijker was om een onderduikadres te vinden. In augustus werd ze na verraad opgepakt, toen ze probeerde om enkele Joodse jongens die uit een 'Joods' werkkamp in de omgeving waren ontsnapt naar een veilige plaats te brengen. Op 27 augustus 1942 werd ze naar Westerbork gebracht, van waaruit ze de volgende dag al als strafgeval naar Auschwitz werd gevoerd. Daar werd ze onmiddellijk na aankomst op 31 augustus vermoord. Ze was 24 jaar.

Diena Maas (links) en Fokkina Vrengel. (Collectie: Mevr. D. Van Duuren-Vrengel)
Diena Maas (links) en Fokkina Vrengel. (Collectie: Mevr. D. Van Duuren-Vrengel)

Rond diezelfde tijd, augustus 1942, lag er bij Abraham Vrengel een oproep op de deurmat om zich te melden bij het 'Joodse' werkkamp Wittebrink bij Hummelo. Abraham besloot om niet onder te duiken. Iemand van de Joodse Raad in de Gerard Noodtstraat had hem verteld dat zijn gezin met rust gelaten zou worden als hij aan de oproep gehoor zou geven. Dus vertrok hij naar Hummelo. Zijn vrouw Mietje kon het emotioneel niet opbrengen, daarom bracht dochter Diny hem naar het station. Daar zag ze dat ook andere Joodse mannen uit Nijmegen naar Wittebrink vertrokken, zoals Marinus Frankenhuis, Herman Cohen en Nathan Minco. Het was meteen ook de laatste keer dat ze haar vader zag. Diny na de oorlog: "In augustus 42 is mijn vader – ik weet dat nog goed, ik bracht hem naar het station en mijn moeder was niet in staat om mee te gaan – die was zo emotioneel, dat ze tegen mij zei, 'ga jij nou maar met 'm mee', dus ben ik met 'm meegegaan. Ik weet nog goed, dat was het oude station Nijmegen, dat was met zo'n draaideur en er waren nog meer jongeren en mensen die ik kende; en dat mijn vader door die draaideur liep en dat ik dacht: 'ik zie 'm nooit meer terug'. En ik ben huilend naar huis gegaan. Dat was het laatste wat ik van mijn vader gezien heb."

Enkele maanden later, op 3 oktober, werd haar vader vanuit werkkamp Wittebrink overgebracht naar Kamp Westerbork, waar toen alle mannen die werkten in 'Joodse' werkkampen naartoe werden gebracht. Niet veel later volgde deportatie naar Auschwitz, waar hij direct na aankomst op 22 oktober 1942 werd vermoord. Hij was 55 jaar.

In januari 1942 was Diena Maas uit Groenlo bij hen in huis komen wonen. Zij was een dochter van Roosje Eichenwald, zuster van Mietje, dus Diena trok in bij haar tante. In juni 1942 liet Diena nog een advertentie plaatsen in het Joodsch Weekblad waarin ze zich aanbood als hulp in de huishouding en erbij vermeldde dat ze al in Nijmegen woonde. Evenals Abraham Vrengel kregen ook Diena's vader en broer in augustus een oproep voor een 'Joods' werkkamp, maar zij doken onder. Voor de fascistische wet waren ze dus 'voortvluchtig', er werd door de politie actief naar hen gezocht. Waarschijnlijk om die reden kwam ook Diena's moeder 'illegaal' naar de Begijnenstraat, zodat ook haar naam in een opsporingsbericht verscheen.

In september besloten Roosje en Diena onder te duiken bij Diena's verloofde, Eli Snabel, op de Dr. Jan Berendstraat 20. Daar werden ze in januari 1944 na verraad door twee SD-agenten uit Ede opgepakt en naar het Huis van Bewaring in Arnhem gebracht. Na enkele weken werden ze als strafgevallen naar Westerbork gebracht. Op 3 maart volgde transport naar Auschwitz, waar Roosje direct na aankomst werd vermoord. Diena werd geselecteerd voor werk in het kamp en doorstond er alle ellende. Eind januari 1945 ging ze in een dodenmars van Auschwitz naar Ravensbrück; vervolgens verbleef ze ook nog in Aussenkommando Rechlin, een nevenkamp van Ravensbrück vanwaar ze ook weer terugkeerde naar Ravensbrück. Enkele dagen voordat dit kamp op 30 april 1945 door het Sovjetleger bevrijd zou worden, vertrok ze in een konvooi van vele bussen met 4.000 vrouwelijke gevangenen via Hamburg en Denemarken naar Zweden. Vandaar keerde ze terug naar Nijmegen. Ze trouwde al snel met Eli Snabel.

Mietje en Diny bleven dus sinds ongeveer half augustus 1942 alleen achter op de Begijnenstraat. Diny was in die jaren bevriend geraakt met Harry van Duuren. Harry drong er bij Diny op aan om onder te duiken en regelde ook een adres waar ze naartoe konden. Diny weigerde, omdat haar moeder niet mee wilde gaan, maar had toch een vreemd voorgevoel. In de avond van 2 oktober probeerde de politie hen op te pakken, zoals ze toen in het hele land – onder het mom van gezinshereniging – alle gezinsleden probeerden op te pakken van Joodse mannen die een dag later vanuit 'Joodse' werkkampen naar Westerbork zouden worden gebracht. Maar ze waren niet thuis. Uitgerekend diezelfde avond hadden ze bij Elisabeth Lindeman en David Minco, de ouders van Nathan en Sallie Minco, in de Hezelstraat afgesproken om te kaarten. Deze woonden boven hun garniturenwinkel op nummer 41, bijna naast de kruidenierszaak van De Wit. Ook Harry van Duuren was stiekem aangeschoven, stiekem omdat het voor 'niet-Joden' verboden was om bij 'Joden' over de vloer te komen. Om 21 uur werd er gebeld: twee politieagenten stonden voor de deur, op zoek naar Mietje en Diny. De beruchte NSB-agent Wiebe doorzocht samen met een collega – waarschijnlijk agent Ter Welle – het pand. Ter Welle zag dat Mietje en Diny zich schuilhielden 'op het plaatsje', maar deed alsof hij niets had gezien, met als gevolg dat de beide rechercheurs onverrichter zake vertrokken.

Wat nu? Mietje en Diny konden niet meer terug naar huis in de Begijnenstraat, dat inmiddels door de politie was verzegeld. Ook konden ze het pand niet via de voordeur verlaten, dat zou te veel opvallen. Elisabeth Lindeman waarschuwde de buren op nummer 41A, waar bakker Wijers met zijn gezin woonde. Een van zijn zoons haalde een ladder tevoorschijn waarmee Mietje en Diny naar de achterkant van de bakkerij konden klimmen. Via de Hessenberg vluchtten ze naar hun onderduikadres op Nieuwe Nonnendaalseweg 21. Ze waren op het nippertje ontsnapt.
Ze woonden enige maanden op hun onderduikadres op de Nieuwe Nonnendaalseweg, toen ze rond kerstmis 1942 voor een diner werden uitgenodigd door de familie Bergmans op de Weurtseweg. Bij deze familie zat Nathan Minco ondergedoken. Nathan was, evenals Diny's vader, voor kamp Wittebrink opgeroepen en gegaan, was evenals hij ook op 3 oktober 1942 van daaruit naar Westerbork gebracht, maar was uit Westerbork ontsnapt. Hij had Abraham in Wittebrink en Westerbork gezien en zo hoorden Mietje en Diny die avond voor het laatst iets over hun man en vader.
Aan het einde van deze gezellige avond bleek dat ze op hun onderduikadres aan de Nieuwe Nonnendaalseweg niet meer welkom waren, dus verhuisden ze noodgedwongen naar een pakhuis van Harry's moeder op de Ganzenheuvel. Daar hield Mietje Eichenwald het niet langer uit: ze wilde weten waar haar man en haar dochter Fokkina waren en nam de trein naar kennissen in Enschede die haar hadden gezegd dat ze altijd welkom was. Daar bleef ze een paar maanden. Onrustig liep ze vaak over straat, waarna ze in maart 1943 op een bankje in een park in Arnhem belandde. Ze deed er haar wanhopige verhaal aan iemand die naast haar op het bankje kwam zitten. Nadat die haar verhaal had aangehoord stapte deze persoon onmiddellijk naar de politie, en Mietje werd opgepakt. Vanuit Arnhem werd ze via Westerbork naar Sobibor gebracht en daar op 2 april 1943 vermoord. Ze was 53 jaar.

Diny Vrengel in de documentaire Nijmegen ’35 – ’45. Drie Joodse getuigenissen, 1995. (Regionaal Archief Nijmegen)
Diny Vrengel in de documentaire Nijmegen ’35 – ’45. Drie Joodse getuigenissen, 1995. (Regionaal Archief Nijmegen)

Diny Vrengel bleef alleen achter. Ze wilde naar 'tante Jo', die getrouwd was met Lambert van Leth, een broer van Harry's moeder. Daar, op Iepstraat 15, vond ze een goed onderkomen. Toen ze daar zo'n week of vier zat, kwam Harry het familiealbum dat in hun huis op de Begijnenstraat was achtergebleven, op het spoor. Het album was na het leeghalen van het huis bij het oud-papier terecht gekomen, bij de groothandel in lompen en metalen van Eekhoff, waar haar vader nog chef was geweest. Eekhoff kende de familie en vroeg Harry wat hij met de foto's aan moest.
Toen Harry werd opgepakt omdat de politie Diny's onderduikadres wilden achterhalen, verhuisde ze naar de zus van 'tante Jo', en keerde na enkele dagen weer terug. Ze bleef tot aan de bevrijding.
Niets vond ze terug in het huis waar ze gewoond had. Al in oktober 1942 had politiecommissaris Van Dijk de ontruiming van dit huis besproken met de Sicherheitspolizei. Op 31 maart 1943 was het pand leeggehaald door de firma Van Wezel. Al snel ook begreep Diny dat al haar verwanten er niet meer waren. Alleen haar nicht en vriendin Diena keerde in de zomer van 1945 terug.

Eind oktober 1944 trouwde Diny met Harry van Duuren. Na op verschillende adressen te hebben gewoond, bivakkeerden ze, met hun in 1945 geboren zoon Pim, een aantal jaren in het oude huis van de Joodse Gemeente in de Gerard Noodtstraat, bij de synagoge, waar voorheen het gezin van rabbijn Salomons had gewoond. Er zat geen dak meer op. Harry was handig en ze charterden iemand die provisorisch een dak maakte. Aan de overkant zaten militairen die balken leverden en een handje meehielpen. Het huis werd in die periode een soort doorgangshuis voor terugkerende Joden, op weg naar het westen van Nederland. Een van hen was Nathan Minco. Nadat hij uit de onderduik in Batenburg naar Nijmegen was teruggekeerd, vertrok hij in 1946 naar Palestina. In september 1949 keerde hij terug naar Nijmegen en woonde toen een half jaar bij Diny en Harry in de Gerard Noodtstraat.

Huwelijk van Diny Vrengel met Harry van Duuren op 28 oktober 1944; links staat Eli Snabel. Eli zou later met Diena Maas trouwen. Diena kwam pas ruim een half jaar later terug in Nijmegen, over haar lot was op dit moment nog niets bekend.
Huwelijk van Diny Vrengel met Harry van Duuren op 28 oktober 1944; links staat Eli Snabel. Eli zou later met Diena Maas trouwen. Diena kwam pas ruim een half jaar later terug in Nijmegen, over haar lot was op dit moment nog niets bekend.

In 1949 startten Harry en Diny de winkel 'Modern' (gordijnen, vitrages) precies in de oude zaak van de Minco's op Lange Hezelstraat 41, waar ze enige tijd later ook gingen wonen. Het pand was in 1936 door David Minco gekocht. Na de deportatie van het gezin en de vlucht van Nathan woonden er enkele fascisten; beneden was een radiowinkel. Toen eindelijk alles geregeld was, verkocht Nathan het pand aan Harry en Diny. Hij verliet Nijmegen en vertrok naar Amsterdam.

Een foto van na de oorlog, toen Diny Vrengel op Lange Hezelstraat 41 haar winkel ‘Modern’ in het oude pand van de familie Minco startte.
Een foto van na de oorlog, toen Diny Vrengel op Lange Hezelstraat 41 haar winkel ‘Modern’ in het oude pand van de familie Minco startte.
Stichting Stolpersteine Nijmegen heeft ernaar gestreefd de beeldrechten van de foto's en illustraties op deze website te regelen. Degenen die desondanks menen rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot Stichting Stolpersteine Nijmegen wenden.
Doneer
Doneer
X
Verder
<
Verder
<
Verder

Je wordt doorgestuurd
naar de betaalpagina
van jouw keuze.