Lange Hezelstraat 41

Elisabeth Minco-Lindeman
David Minco
Nathan Minco
Sallie Minco
Elisabeth Lindeman (Almelo 1902) en David Minco (Oldenzaal 1899) kwamen in 1928 met hun zoon Nathan naar Nijmegen. In 1930 werd hun tweede zoon Sallie geboren. David was koopman in manufacturen, eerst in de Korte Brouwersstraat 16. Later dreven ze aan de Houtstraat 78 een grossierzaak en detailhandel in garnituren, garen en band. Met de slogan 'Het GOEDKOOPSTE ADRES voor H.H. Winkeliers en Wederverkoopers' maakten ze reclame voor hun winkel. In augustus 1936 verhuisden ze naar Lange Hezelstraat 39A-41. Ze adverteerden overigens onder de naam 'Menco'. De oorspronkelijke naam 'Menco' was in de achttiende eeuw door een Franse ambtenaar op zijn Frans genoteerd als 'Minco'. Vandaar dat hun formele naam met een 'i' werd geschreven, terwijl ze zelf in de dagelijkse omgang de 'e' gebruikten.

Per 1 juni 1942 hief David de zaak op. Om economische redenen misschien, zeker ook onder druk van de anti-Joodse maatregelen. De verordeningen van 22 oktober 1940 en 12 maart 1941, gericht op de liquidatie of onteigening van alle Joodse bedrijven, waren al van kracht. Misschien wilde hij een gedwongen liquidatie en confiscatie voorkomen.

Ook Elisabeth had op het adres Lange Hezelstraat 41 bij de Kamer van Koophandel een zaak ingeschreven, per 1 maart 1939: een 'winkel in galanterieën, manufacturen, confectie, garen en band', maar ze hief deze zaak al op 30 april 1940 weer op.

David, Elisabeth, Nathan en Sallie. Nijmegen 1932 of 1933.
David, Elisabeth, Nathan en Sallie. Nijmegen 1932 of 1933.

Sallie Minco (september 1930), die ook Fred werd genoemd, zat bij de inval van de Duitsers op de Openbare School voor L.O. no. 2 op Prins Hendrikstraat 7. Per 1 september 1941 was hij daar niet meer welkom en werd hij er, met vijf andere Joodse leerlingen, van school gestuurd. De Duitse autoriteiten hadden bepaald dat Joodse kinderen uit het onderwijs moesten worden verwijderd.

Sallie, genaamd Freddy op een schoolfoto, Nijmegen 2 juli 1941.
Sallie, genaamd Freddy op een schoolfoto, Nijmegen 2 juli 1941.

Noodgedwongen ging Sallie daarom, zoals ook andere van school gestuurde Joodse kinderen, naar de Joodse School voor lager onderwijs die in december 1941 aan de Smetiusstraat 9 speciaal voor 'leerlingen van Joodschen bloede' was ingericht. In februari 1942 telde deze school 46 kinderen. Clara Drielsma, onderwijzeres en later waarnemend hoofd op deze school, vertelde na de oorlog: "In de loop van dat jaar gebeurde het steeds vaker, dat er 's morgens kinderen ontbraken. In het begin informeerde ik nog wel eens naar de reden van het verzuim; later wisten we zonder te vragen wel, dat de leeggekomen plaatsen nimmer meer bezet zouden worden." Aan het eind van het jaar waren er niet veel kinderen meer over. Rond 21 kinderen waren opgepakt bij de grote razzia van 17 op 18 november; uiteindelijk werden 42 van de 46 kinderen slachtoffer van de extreem-rechtse terreur. Sallie was één van hen. Niet veel later werd de school opgeheven.

Sallie, Elisabeth, David en Nathan in de Molenstraat in Nijmegen (ter hoogte van nummer 106, waar toen de zaakPalthe was gevestigd) op 3 september 1941.
Sallie, Elisabeth, David en Nathan in de Molenstraat in Nijmegen (ter hoogte van nummer 106, waar toen de zaakPalthe was gevestigd) op 3 september 1941.

Jan Stoffelen, die in de Houtstraat 82 woonde, vlak bij de plek waar het gezin Minco eerder woonde en zijn winkel had, was met Sallie bevriend. Misschien kwam het daardoor dat de Minco's in 1942 zijn moeder Nel Stoffelen-Wannet smeekten of ze bij haar konden onderduiken. Nel raadpleegde de pastoor, maar die raadde het haar af. Als weduwe met drie jonge kinderen mocht ze dit grote risico niet lopen, vond hij. Het gezin dook vervolgens niet onder.

Nathan Minco (1924) zat op de MULO in de Gerard Noodtstraat en behaalde in juli 1941 zijn diploma. Hij hielp mee in de winkel van zijn ouders. Eind augustus 1942 kreeg hij een oproep om te gaan werken in het Joodse werkkamp Wittebrink bij Hummelo. Hij was die maand achttien jaar geworden. Hij vertelde later aan zijn zoon dat hij toen op straat is opgepakt. Toen alle Joodse werkkampen op 3 oktober in een grote landelijke actie door de SS en andere Duitse eenheden werden ontruimd, werd hij naar Westerbork gevoerd. Hij slaagde erin, op of rond 5 november, samen met een leeftijdgenoot uit het kamp te ontsnappen door in het donker brutaalweg met gestolen soldatenlaarzen het kamp uit te marcheren. Vermoedelijk hielden beiden zich daarna enige tijd schuil in de bossen rond kamp Westerbork.

In december ging Nathan naar Nijmegen, waar hij onderdak vond boven het depot van de Bataafsche Petroleummaatschappij (Shell), Weurtseweg 104. Dat was niet zonder risico: op de benedenverdieping verbleven Duitse militairen. De beheerder van het depot, Bergman, woonde op Weurtseweg 102 en nodigde rond kerstmis 1942 Nathan, en ook Diny Vrengel met haar moeder Mietje Eichenwald bij hen thuis uit voor een kerstmaaltijd. De laatsten zaten toen samen ondergedoken bij De Boer op Nieuwe Nonnendaalseweg 21. Nathan, Mietje en Diny kenden elkaar goed. Enkele maanden eerder waren Diny en Mietje bij de familie Minco op bezoek toen ze besloten om onder te duiken. Hier, aan de Weurtseweg, konden ze elkaar spreken, onder andere over hoe het ging met Abraham Vrengel, hun man en vader, die Nathan nog in Westerbork had gesproken; en over Nathans ontsnapping natuurlijk. Nathan verbleef vervolgens op heel wat onderduikadressen, naar eigen zeggen liefst 26; in ieder geval ook enige tijd bij het gezin van Judith Dekker en Ben Companjen op de Hatertseveldweg 314 en heel waarschijnlijk ook bij Gerrit Alink, twee huizen verderop. Uiteindelijk zat hij tot de bevrijding bij Gerritsen in Batenburg.

Meteen na de oorlog woonde Nathan op meerdere adressen samen met Diny Vrengel en Harry van Duuren, en vanaf eind 1945 met hun pasgeboren zoon Pim. Niet veel later woonden ze samen in het pand naast de synagoge in de Gerard Noodtstraat, waar tot april 1943 rabbijn Salomons en zijn gezin hadden gewoond. Daar gingen ook de onderduikers Vera de Lange en Ben Frank wonen – ze trouwden in 1945 – en even nog Andries Pels, die uit de onderduik in Angeren was teruggekeerd. Niet lang daarna vertrok Nathan naar Marseille in een poging Palestina te bereiken. Hij werd onderweg opgepakt en een hele tijd onder miserabele omstandigheden door de Britten vastgezet in een concentratiekamp op Cyprus. Daarna kon hij toch de Joodse staat bereiken. Hij werkte in een kibboets en vocht in het Israëlische leger tijdens de oorlog die toen net was uitgebroken.

In 1949 keerde Nathan terug naar Nijmegen. Daar woonde hij nog een poosje bij het gezin van Diny Vrengel, in het voormalige huis van het gezin Salomons bij de synagoge in de Gerard Noodtstraat. Hij had eindelijk weer de beschikking over het pand dat zijn ouders hadden gekocht in 1936 en waar hij tot 1942 had gewoond. Hij verkocht het aan Diny en Harry, die er hun winkel in gordijnen en vitrage begonnen. Zelf trok hij naar Amsterdam, trouwde er en kreeg een zoon, Philip. Nathan overleed op 16 november 1970 in Amsterdam, 46 jaar oud.

In de avond en nacht van 17 op 18 november 1942 werd in Nijmegen een grote razzia gehouden. Daarbij werden 196 mensen door Nijmeegse politieagenten uit hun huis gehaald en bijeengebracht in het HBS-gebouw aan de Kronenburgersingel, in de buurt van het station. Ook David Minco, Elisabeth Lindeman en Sallie Minco werden opgepakt. De volgende dag werden allen met de trein naar Hooghalen gebracht, waar de sneltrein tot verbazing van de overige passagiers een extra stop maakte. De wagons waarin de arrestanten bijeen gebracht waren, waren aan deze trein aangekoppeld. De laatste 4,5 km moesten de meeste arrestanten verder te voet afleggen.

Nog geen week later, op 24 november 1942, vertrok vanuit Westerbork een deportatietrein naar Auschwitz met daarin Elisabeth, David en Sallie. Zoals we eerder vermeldden, was hun zoon Nathan na de ontsnapping uit Kamp Westerbork ondergedoken; waarschijnlijk was hij op dat moment zelfs nog in de buurt van Westerbork. De trein reed via Haren, Nieuweschans waar van locomotief gewisseld werd - en Leer. De volgende dag kwam de trein tot stilstand in Cosel (of Kosel, nu Kozle), 80 kilometer vóór Auschwitz. Daar werd David de trein uitgejaagd om te werken in een van de werkkampen in de omgeving. Vanuit het station werden de 70 mannen, van wie enkelen uit Nijmegen, overgebracht naar het kamp Sankt Annaberg (nu: Góra Swietej Anny) en van daar vervolgens naar andere werkkampen. Niet bekend is waarheen David vervolgens is gebracht en waar hij overleed, maar het waarschijnlijkst is dat dit in Aussenkommando Seibersdorf was. Vastgesteld is slechts dat hij werd vermoord vóór 1 april 1944. Hij was toen 44 of 45 jaar.

Zonder David, hun man en vader, gingen Elisabeth en Sallie verder. De trein stopte op 26 november in Auschwitz, waar de 639 overige gedeporteerden, van wie velen uit Nijmegen, de trein werden uitgejaagd. Hier werden nog 42 vrouwen getatoeëerd en naar het Arbeitslager verwezen, alle anderen werden onmiddellijk vergast. Elisabeth was 40 jaar, Sallie nog maar 12.

Nadat het gezin was gedeporteerd, ging Hendrika van Haren enige tijd in hun huis wonen, de echtgenote van Piet Baaijens, die als machinist werkte op het slachthuis. Op dat moment zat hij echter opgesloten in kamp Vught omdat hij Hendrika's broer, die bij de SS zat, had beledigd. In tegenstelling tot haar man was Hendrika pro-Duits. Ze ging veel om met Duitse militairen en onderhield naar eigen zeggen en dat van anderen, een intieme relatie met de leider van de Politieke Dienst bij de Nijmeegse politie, Marinus Verstappen, die ook bij de SS was aangesloten. Ooggetuigen vertelden na de oorlog dat in het pand op de Hezelstraat meerdere malen Duitse militairen en Duitse meisjes over de vloer kwamen. Na de oorlog werd ze - met name omdat ze het Joodse gezin Kalf-De Wilde uit Den Bosch aan Verstappen had uitgeleverd - tot 10 jaar cel veroordeeld.

Elisabeth Lindeman was ook eigenaar geweest van de panden Smidstraat 20 en Sint Stevenskerkhof 40. Op 12 juni 1943 stuurde de directeur van Bouw- en Woningtoezicht een lijst met panden naar Gemeentewerken, waarin ook deze panden werden vermeld. Het was een door ANBO opgestelde lijst van door Grundstückverwaltung geroofde panden van Joden die te koop werden aangeboden aan de gemeente. In een brief van 25 januari 1944 aan de Afdeling Financiën schreef wethouder Hondius: "Het perceel Smidstraat 20, waarboven een bouwvallig bovenhuis is gelegen, is een zeer leelijk winkelhuis (…). St. Stevenskerkhof 40 is een smerig bouwval, die zoo spoedig mogelijk moet worden verwijderd." Hij adviseerde aankoop voor sloop. Nog geen maand later werden de panden door het bombardement van februari 1944 zwaar beschadigd. De voorgenomen aankoop ging uiteindelijk niet door. In september 1944 maakte het gemeentebestuur weliswaar 10% van de aankoopsom als aanbetaling over, maar door en na de bevrijding werd van de koop afgezien.

Zoals eerder vermeld had Diny Vrengel de Minco's goed gekend. Begin 1949 startte ze samen met haar man Harry van Duuren de winkel 'Modern' (gordijnen, vitrages) in de oude zaak van Minco en Lindeman aan de Lange Hezelstraat 41. Wat later gingen ze daar ook wonen. Nathan had hun het pand, waarover hij na enkele jaren met wat moeite weer de beschikking had gekregen, verkocht.
Stichting Stolpersteine Nijmegen heeft ernaar gestreefd de beeldrechten van de foto's en illustraties op deze website te regelen. Degenen die desondanks menen rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot Stichting Stolpersteine Nijmegen wenden.
Doneer
Doneer
X
Verder
<
Verder
<
Verder

Je wordt doorgestuurd
naar de betaalpagina
van jouw keuze.